Vluchtelingenwerk en Participatie 2021

Interview met José van Wely, Sohela Hosseini en Lins Laclé

Voor mij geldt ook dat mijn nieuwe manier van werken zorgde dat ik meer mensen kon helpen.

Sohela Hosseini

Corona

‘Ik doe dit werk al 18 jaar. Toen ik hoorde dat we niet meer op huisbezoek konden gaan betreurde mij dat zeer, bekent Sohela als we terugblikken op 2021. Ik ben zelf op zoek gegaan naar een werkbare oplossing en dat bleek voor mij heel goed te werken. Ik heb zelfs niets meer geprint vanaf dat moment. Ik ontdekte dat onze doelgroep echt méér kan dan ik ooit had gedacht. Ik heb mensen echt gestimuleerd meer zelf te ondernemen. Ik ontdekte dat er veel YouTube filmpjes zijn die goed uitleggen hoe iets werkt, zoals het aanmaken van een DIGID, of het zetten van een digitale handtekening. En via Whatsapp hadden de mensen zeer snel een reactie.’

Lins: ‘Ramon en ik zijn ook veel op kantoor blijven doen. We hebben de spreekkamers aangepast om dat mogelijk te maken. Fysiek ontmoeten was voor ons een vereiste, want op afstand uitleggen hoe iets werkt als mensen zelfs een ander alfabet kennen, is bijzonder lastig. Leg dan maar eens uit hoe Teams of een toetsenbord werkt.’ En corona bracht ook administratief veel uitdagingen met zich mee. Sohela: ‘Zelfs ambassades waren gesloten. Als je dan gebonden bent aan bepaalde termijnen, moet je om de haverklap uitstel aanvragen.’  Binnen Vluchtelingenwerk hebben we dus door corona meteen diverse werkwijzen uitgeprobeerd.

Verklaring cijfers

2021 was een heel druk jaar voor Vluchtelingenwerk en Participatieverklaring. ‘We hebben echt héél hard gewerkt. Dat verklaart wellicht de stijging van cijfers. Maar voor mij geldt ook dat mijn nieuwe manier van werken zorgde dat ik meer mensen kon helpen. Het bleek voor mij heel efficiënt! Bovendien zien we wel een verandering ten aanzien van bijvoorbeeld huisvesting. Voorheen ging dat steeds met één persoon tegelijk, nu hebben we vaker te maken met hele gezinnen’, aldus Sohela.

Ontwikkelingen

José: ‘Vluchtelingenwerk en Participatie zijn een specifieke tak van sport. Wij krijgen zes maanden de tijd om mensen te begeleiden, daarna is het potje op. De overstap van ons naar bijvoorbeeld Maatschappelijk Werk is dan vaak nog te groot. Mensen kennen de taal niet goed genoeg en zijn dan afhankelijk van tolken, maar die zijn heel duur.’

‘Tijdens die zes maanden geven we workshops in de moedertaal van de deelnemers waarin aandacht wordt besteed aan de kernwaarden, vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie. We besteden vooral veel aandacht aan participeren. Vrienden krijgen en een netwerk opbouwen is in Nederland minder eenvoudig dan in warmere landen waar mensen elkaar vaker ontmoeten op straat, terrassen of in parken. Jezelf aansluiten bij clubs en verenigingen, vrijwilligerswerk doen en je diploma’s laten waarderen of doorstuderen zijn nodig om een netwerk op te bouwen om zo sneller een passende plek in de maatschappij te verwerven. Veel statushouders zijn goed opgeleid maar hun diploma’s worden In Nederland lager gewaardeerd dan in het land waar ze zijn opgeleid. Mijn collega die mij gaat opvolgen is in Syrië afgestudeerd psycholoog en heeft 17 jaar gewerkt als psycholoog op een school voor Voortgezet Onderwijs. Om in Nederland een baan te krijgen op hbo-niveau heeft ze nog 2 jaar Social Work moeten studeren. Er zijn wel korte bijscholingstrajecten voor vakmensen waar in Nederland een tekort aan is, zoals IT’ers, technisch personeel, medisch specialisten en tandartsen.  Wat in Nederland vaak niet wordt gezien is hoeveel talent we eigenlijk binnenkrijgen. Bij Sociom wordt dat gelukkig wel gezien en er worden steeds meer mensen afkomstig uit andere landen aangenomen.’

Groepswerk

‘In 2021 hebben we veel meer individueel moeten doen vanwege beperkende maatregelen. Toch hebben we tussendoor, zodra het kon, wel groepswerk georganiseerd. Die activiteiten waren dan vooral gericht op participatie. We hebben mensen laten kennismaken met clubs en verenigingen, doorverwezen naar beroepsonderwijs en werkervaringsplekken. En hebben zelfs kinderen die tijdelijk niet naar school konden taallessen en huiswerkbegeleiding gegeven’, aldus José.

‘We weten dat de gemeente graag ziet dat we grotere groepen gaan begeleiden maar dat gaat niet. We moeten veel theorie overbrengen over complexe zaken zoals de gezondheidszorg, de democratische rechtstaat, uitkeringen en toeslagen met de bijbehorende rechten en plichten. Dat kan alleen in de moedertaal van de statushouders. Op dit moment krijgen we te maken met heel veel talen en dus kleinere groepen, wat anders is dan een aantal jaren geleden toen er veel Syriërs naar Nederland kwamen.’

Samenwerking

‘We zouden graag zien dat er met de verdeling van statushouders door het COA meer informatie over de mensen meekwam. We moeten nu met elk toegewezen contact éérst ontdekken wat hun achtergrond is. We weten niet eens welke taal ze spreken en of ze bijvoorbeeld ook Engels spreken of begrijpen. Het COA heeft de middelen om een goede tolk in te zetten en wat voorwerk te doen, bijvoorbeeld naar medische zaken en dat kan heel waardevol zijn. Ik herinner me een gezin wat ik gehuisvest heb. De dochter van dat gezin mocht naar een school een paar dorpen verderop. Later pas bleek dat het meisje zwaar astmatisch was en het fietsen van huis naar school was voor haar niet te doen. Het is me gelukt een elektrische fiets voor haar te regelen. Maar als ik vooraf had geweten dat het meisje astma had, dan had ik daar rekening mee kunnen houden’, vertelt Sohela.

Lins: ‘We gaan met alles en iedereen aan de slag. We kunnen en willen daarin geen onderscheid maken. Maar de werkdruk verschilt nogal bij analfabeten of hoogopgeleide mensen. Je weet alleen vooraf niet wat er op je af komt.’

Toegevoegde waarde

‘Het mooiste aan ons werk is natuurlijk als je ziet dat iemand goed terecht komt. Zo is onze collega Iman één van de eerste mensen die ik heb gehuisvest’, vertelt Lins. ‘In Syrië is ze afgestudeerd psycholoog en eenmaal hier hebben we haar met al haar talenten gezien. Nu spreekt ze naast vloeiend Arabisch ook vloeiend Nederlands en is een hele waardevolle aanvulling op ons team’.

Sohela: ‘Het is ook onze taak om mensen bewust te maken van de culturele verschillen. Onbegrip kan leiden tot heel schrijnende situaties. Ik ken een voorbeeld van een jonge Afrikaanse vrouw die eigenlijk door onbegrip van twee kanten een OTS kreeg opgelegd voor haar ongeboren kind. Sommige culturen zijn nu eenmaal heel heftig, dat moeten we goed beseffen zodat we gedrag op de juiste manier interpreteren.’

Vooruitblik

‘In 2022 gaan we aan de slag met het project “Van nieuwkomer naar wijkbewoner” dat door OPUS is gefinancierd. Het project bestaat uit workshops over financiën. Er wordt o.a. geoefend met budgetteren en het invullen van aanvraagformulieren voor het verkrijgen van toeslagen en andere regelingen voor statushouders met een kleine portemonnee. Daarnaast zijn er extra uren om statushouders die dat nodig hebben wat langer te begeleiden dan de beschikbare 6 maanden. Het zou mooi zijn als daarmee de overstap voor statushouders van vluchtelingenwerk naar reguliere hulpverlening makkelijker wordt. Met als uiteindelijke doel dat mensen zelfredzaam worden,’ aldus José.

Lins: ‘In 2021 kregen we al te maken met de Nieuwe Wet Inburgering. Die gaat meer over samenwerking dus daar zullen we op inzetten. We willen ons werk efficiënter inrichten in samenspraak met de gemeente Land van Cuijk en we zullen met open blik kijken naar landelijke veranderingen.’